De wet IB 2001 gaat uit van de gedachte van de oudedagsparaplu, maximale pensioenopbouw 70% van laatstgenoten salaris.
Het principe van de oudedagsparaplu is dat er alleen lijfrentepremieaftrek wordt verleend als deze noodzakelijk is voor de opbouw van een adequate oudedagsvoorziening. Komt het totaal aan oudedagsvoorzieningen boven het niveau van de oudedagsparaplu uit, dan kan belastingplichtige geen lijfrentepremie-aftrek genieten.
Wanneer een belastingplichtige lijfrentepremieaftrek geniet voor een lijfrenteverzekering dan vallen zowel de aftrekpost (premieaftrek = uitgave voor inkomensvoorziening), de lijfrentetermijnen (uitkeringen) en de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen (vergelijkbaar met de negatieve persoonlijke verplichtingen in het huidige systeem) in box I.
In aanmerking te nemen premies voor lijfrenten ter compensatie van pensioentekort
De wetgever heeft rekenregels in de wet neergelegd om de lijfrentepremie-aftrek eenvoudig in te kunnen vullen. De nieuwe regels zijn een bewerking van het huidige tranchesysteem. De maximaal in aftrek te brengen lijfrentepremie bestaat uit:
- De basisruimte
- De jaarruimte
- De inhaal jaarruimte
Basisruimte
In het oorspronkelijke wetsvoorstel voor de Wet IB 2001 was de huidige eerste tranche volledig geschrapt. Nadat hierover veel vragen waren gesteld door de verschillende politieke partijen is er uiteindelijk toch gekozen voor het gedeeltelijk in stand laten van de huidige eerste tranche. Dit wordt in de Wet IB 2001 de basisruimte genoemd. Van de basisruimte kan iedereen zonder nadere toetsing gebruik maken. De basisruimte bedraagt € 1.036. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.
Wanneer een belastingplichtige geblokkeerde spaargelden van een bedrijfsspaarrekening opneemt om vrijwillig premies te betalen op een pensioenregeling, wordt de basisruimte verlaagd met dat bedrag.